IJmuiden – Van de heer Joop Wensing uit IJmuiden ontving de redactie onderstaand artikel. Voor zover bekend gepubliceerd in een Noord-Hollandse krant op 2 maart 1957. Een heerlijk stuk om te lezen, juist vanwege het toch wat gedateerde taalgebruik. Maar ook omdat het een heel interessant beeld geeft van het IJmuiden van begin 20-ste eeuw.
Vechten met zeelui geen onplezierig werk
Het artikel gaat als volgt: ,,Tijdens een voetbalwedstrijd in IJmuiden gebeurde het, dat een rijzige, bejaarde heer het veld kwam opstappen. De man keek enigszins vorsend om zich heen, als wilde hij zeggen: ,,Met mij kun je geen grapjes uithalen”. Nu was er in IJmuiden waarschijnlijk niemand, althans onder de oudere generatie, die geneigd was tot onbezonnen daden in aanwezigheid van deze bejaarde voetballiefhebber. Men stootte elkaar bij ’s-mans verschijnen aan en zei: “Daar heb je Jan de Ronde!” De handen gingen vluchtig naar de pet en overal waar de vorsende voetbalvriend verscheen, klonk het – half eerbiedig, half vriendelijk – “Ha die Jan! Dag De Ronde!” Het was voor de aldus aangesprokene blijkbaar prettig om te weten, dat men hem nog kende. Hoe zou men Jan de Ronde ook kunnen vergeten? Wij zitten tegenover hem en terwijl hij vertelt, beginnen we te begrijpen, dat IJmuiden hem nog steeds niet is vergeten. Jan de Ronde was namelijk politieambtenaar in een tijd die wel heel erg van de onze verschilt. In de roerigste dagen van de plaats, namelijk die vanaf 1914, heeft Jan de Ronde zijn ronde gedaan.
Herinneringen aan de jaren 1914 – 1918
In die jaren waren er nog geen commissarissen, die er voor voelden boeken te schrijven. Het politieapparaat had zonder dat ook de handen wel vol. Van elke man werd voor 100 procent inspanning vereist. In de dagen van Jan de Ronde zou eigenlijk elke politieman wel een boek hebben kunnen schrijven met als titel: “De rechercheur vertelt”. Jan de Ronde heeft die gelegenheid gevonden, tien jaren na zijn pensionering. Hij woont nu in Velp en hij reageert als een politiehond op zijn oude bijnaam. Want Jan de Ronde is bij de burgerlijke stand uitsluitend bekend als Dirk van Oort. Toen we hem vroegen zijn belevenissen te vertellen zei hij (een aan deze uitspraak zullen de IJmuidenaren kunnen merken, dat we echt Jan de Ronde voor hadden): “Hoor eens, vroeger schreef ik zelf mijn processenverbaal en nu wil ik ook zelf mijn memoires schrijven”. Zo laten we dus Jan de Ronde zelf aan het woord.
,,Wanneer we het politieapparaat van vandaag de dag bekijken”, schrijft hij, ,,dan zullen we het vreemd vinden, te horen dat in de jaren 1914-1918 de IJmuidense politie bestond uit één commissaris, één hoofdagent, vijf agenten en een klerk. In de overige dorpen van de gemeente Velsen opereerde een veldwachter. Het hoofdbureau van politie stond op het Willemsplein te IJmuiden. Naar die tijd zou ik u graag nog eens meenemen.”
Spionnen
Samen met mijn collega Edcius had ik voor een deel de opsporing van verdachte lieden tot taak. Het was oorlog en de Duitse belangstelling voor ons land was opmerkelijk groot. Daardoor komt het, dat we artikel 100 en de volgende van het Wetboek van Strafrecht, handelend over spionage, wel konden dromen. De spionnen zorgden er voor, dat er leven in de brouwerij bleef. Het volgen en eventueel arresteren van deze heren maakte het noodzakelijk, dat de rechercheur een zo groot mogelijke vrijheid van handelen had. De toenmalige commissaris van politie, de heer D. de Ridder, schonk ons die in voldoende mate. Hij placht te zeggen: ,,Wat je doet is goed en als je bij de recherche in een andere stad terecht komt, sla dan een goed figuur.’’
Hij gaf ons blanco reisorders mee, zodat we in voorkomende gevallen een verdachte zonder al te veel bezwaren per trein konden volgen. Op die manier kwamen Edcius en ik soms op de meest vreemdste plaatsen terecht. Een duidelijk voorbeeld van de handelingsvrijheid welke de rechercheur had, betreft het geval van Edcius, die eens een maand wegbleef om de dader van een ernstig zedenmisdrijf, dat in de duinen was gepleegd, op te sporen. Tevoren had hij de commissaris gevraagd: “Mag ik rechter-commissaris spelen in mijn eigen huis?” waarop de commissaris antwoordde: “De gemeenschap wil de dader van dat misdrijf. Ik geef je alle vrijheid”. Na een maand kwam Edcius met de dader aangewandeld. Negen jaar gevangenisstraf kostte het die man.
Koper-affaire
,,Ikzelf”, zo vertelt Jan de Ronde, ,,denk nog vaak aan de ‘koperaffaire’. In de oorlogsjaren bracht koper veel geld op en toen op een ochtend bleek, dat de complete nul-leiding van de genie, die over het strand liep, verdwenen was, begrepen we wel dat de vissen het niet gedaan konden hebben. De stellingcommandant van IJmuiden was buiten zichzelf van woede en hij eiste van de IJmuidense politie, dat zij de daders zouden vinden. Het was zoeken naar een speld in een hooiberg.
Op een dag, weken later, liep ik over de Breestraat in Beverwijk, toen er een voddenkoopman voorbij kwam. Met en routinegebaar veegde ik de lorren op zijn wagentje wat terzijde en daar glansde het koper me tegen. Langs dit kanaal werden de daders gauw gevonden. Drie soldaten en een paar helpers kwamen voor de rechter. De stellingcommandant was in zijn nopjes. Hij vond het echter niet zo leuk meer, toen één der daders uit het militaire arrestantenlokaal ontvluchtte. Later grepen wij die man weer.
De mijnen in zee waren er de oorzaak van, dat verschillende trawlers vergingen. Maar het gebeurde ook wel, dat opzettelijk schepen naar de kelder werden gejaagd, met het oog op de verzekeringspremie. Ik had de eer om in samenwerking met de Haagse recherche het eerst twee arrestaties te verrichten.
Plezierig vechten
Nu ik over de zee spreek, komen me weer van allerlei voorvallen in de gedachten. Ik heb heel wat met zeelui moeten vechten, als het op een trawler weer eens mis was. Het klinkt gek, maar met een zeeman vecht het plezierig. Hij is niet gemeen en hij houdt van een open vizier. Eens had ik een stoker gearresteerd, die ik had ingesloten in de politiepost aan de zuidzijde van de vissershaven. Na verloop van tijd werd de knaap ontslagen. Enkele weken later controleerde ik de cellen weer eens en toen ontdekte ik, dat in de cel van de zeeman een flink stuk in het plafond, vlak bij de luchtkoker, groen beschimmeld was. Ik voelde er eens aan en tot mijn verbazing liet een heel brok van het metselwerk los. Ik bekeek de groene substantie eens wat nader. Het bleek brood te zijn! De zaak liet zich reconstrueren. De zeeman, die zijn vrijheid miste, had met eindeloos geduld en met behulp van zijn vork het metselwerk rond de tralies van de luchtkoker stuk gestoten. Het gat had hij opgevuld met brood, zodat zijn bedrijvigheid niet aan het daglicht zou treden. Doordat het brood beschimmelde, werd het later toch ontdekt. De zeeman was al zo ver, dat hij alle tralies los had.
Bij scheepsrampen had de politie ook een voorname taak. Ik denk b.v. aan de ‘Eastwell’, een Engelse rijstboot, die bij stormweer op de Noorderpier liep en binnen een kwartier zonk. Een kranige redding van de 75 opvarenden volgde. Later kwam de Zweedse houtboot ‘Irma’ in moeilijkheden. De kapitein vreesde, dat de lading zou gaan werken en hij gaf zijn mannen bevel overboord te springen. Helaas verdronken alle opvarenden op twee na. De lijken van de omgekomen zeelui spoelden aan bij Wijk aan Zee en Castricum.
Velen zullen zich met mij de ramp met de sleepboot Hercules, die voor het eerst was uitgevaren om assistentie te verlenen aan een in nood verkerend schip, herinneren. De IJmuidense sleepboot verging en de gehele bemanning kwam om in de golven. De kapitein, Nannie van der Wiele, werd nooit terug gevonden. Onvergetelijk is ook de vlucht van een Duits oorlogsschip, dat in hartje winter door de Engelsen werd beschoten. Het schip deed IJmuiden aan en wij gingen aan boord om de doden te halen. Er waren er twaalf. Sommigen zaten vastgevroren aan de stukken geschut. Het zwaar gehavende schip koos later weer zee. Tegen ons zeiden de Duitsers: Krieg ist Krieg.
Deze uitspraak, hoe onmenselijk deze ons ook in de oren klinkt, is eigenlijk ook een beetje van toepassing op de rechercheur. Zodra hij in dit ‘vak’ komt, verklaart hij de oorlog en het blijft oorlog, die veelal met list wordt uitgevochten. Zonder sportiviteit is een politieman waardeloos”. Tot zover de memoires van Jan de Ronde, die jarenlang een gevreesde en tevens gewaardeerde figuur in de IJmuidense samenleving was.
Scan van een foto van de hoofdpersoon in het artikel, Dirk van Oort alias Jan de Ronde (in uniform). Foto: aangeleverd. Foto: Google foto’s.