IJmuidenaar Frits Rijperman droomde ervan om stergitarist te worden. Hij is teamleider in een zorginstelling geworden en speelt voor de lol trompet in een jazzband. Hij schrijft regelmatig een column met een eigen illustratie over oude trends en nieuwe hypes in de moderne muziek.
‘Goh Frits, ben je nou nog steeds niet doorgebroken’, riep een leukerd laatst op een feestje. Daar kon ik gelukkig erg om lachen, dat was wel eens anders geweest.
Flash-back naar 1972. Ik ben een jongen van veertien jaar. Lang haar, een donzig snorretje, gebleekte spijkerbroek, t-shirt met legerprint. Ik draag mijn gitaren de garage van mijn ouderlijk huis in IJmuiden binnen. Daar is Tjerk. Hij speelt ook gitaar, Albert bast, Douwe drumt. Wij gaan de wereld veroveren. Wij zijn Rigor Mortis, de naam van onze band. Dat onze grote geluidsboxen een beetje lullig staan tussen de opgerolde tuinslang en de gereedschapskist maakt ons geen fuck uit. Je moet ergens beginnen. We schrijven echte eigen nummers en coveren er driftig op los. Summertime is onze favoriet. Blues en rock. And the living is easy.
Dat we in 1972 al aan het samplen waren, was ik me nooit zo van bewust. Dat deden we dan zo. Ik zette de lp van nederbeat legende Rob Hoeke op en plantte mijn cassetterecorder met ingebouwd micromicrofoontje bij de box. Het moest in huis wel doodstil zijn, anders hoorde je door de opname ook nog een dichtslaande deur of het doortrekken van de wc. Dat was een doodzonde. Zo klonk in de garage het opgenomen intro van een nummer van Rob Hoeke; Ten.. nine.. eight….zero lift off….een enorm knal en harde ruis. De lancering! En daarna speelde ik op m’n gitaar ritmisch de akkoorden; em A em A em A. Ik zong mijn eigen tekst er met geforceerd stoere stem overheen: We’ re flying to the moon, to find you. God wat waren we trots op onszelf, het zou een kwestie van tijd zijn of Rigor Mortis zou op een podium in onze havenstad staan.
Maar het einde kwam snel in zicht. We werden door die leuke grapjas van het feestje toen een luilakorkest genoemd. Tjerk stond met z’n rug naar het publiek te spelen en ik hield geen maat. Het repertoire bestond uit maar een paar nummers. Alleen Albert kon goed spelen, maar wilde liever klassieke muziek maken. We verhuisden de oefensessies naar de natte kelder van Buurthuis de Brulboei in Oud-IJmuiden, om onze buren met chronische migraine te ontlasten. We waren veel tijd kwijt aan het slepen met de spullen. De cassettes liepen vast, de versterkers bromden en het eerste half uur repeteren ging op aan krakende snoeren solderen. Dat mijn lange haren de klamme visnetten aan het lage plafond raakten, zorgde ervoor dat ik een elektrische tinteling aan mijn snaren voelde. Dat leverde thuis weer een soort spanning op, omdat mijn moeder bang was dat ik geëlektrocuteerd zou worden. Toen de hooggespannen verwachtingen niet uit kwamen, kregen we ruzie, moest de arme drummer het ontgelden en ging iedereen zijn eigen weg. Exit Rigor Mortis en dus trad plan B in werking; We gingen voor onze schooldiploma’s. Ik werd teammanager in de zorg, Tjerk architect, Albert kaakchirurg en drummer Douwe iets bij de marechaussee.