IJmuiden – Voor problemen op zee staan bij KNRM-station IJmuiden één beroepskracht en 24 vrijwilligers uit de gemeente Velsen dag en nacht paraat. Als de pieper gaat, snellen ze van huis of werk naar de Haringkade en varen ze binnen tien minuten met de reddingsboot uit, ongeacht de weersomstandigheden. De Jutter|Hofgeest bericht maandelijks over de wederwaardigheden van deze plaatsgenoten. Deze keer: lijkvindingen op zee
Door Weert Schenk
Een van de nieuwigheden aan boord van de Ijmuidense reddingboot Nh1816 zijn neusdoppen tegen vieze geuren. De pluggen reduceren stank zonder de ademhaling te bemoeilijken. Bemanningsleden kunnen ze gebruiken als ze een stoffelijk overschot moeten ophalen dat lang in zee heeft gedreven.
Behalve om mensen van schepen in nood te redden of zieke dan wel gewonde zeelieden naar wal te brengen, varen de vrijwilligers van KNRM-station IJmuiden ook uit om vaak zo goed als ontbonden menselijke resten naar de wal te brengen.
Als schippers een menselijk lichaam zien drijven, behoren ze de Kustwacht te waarschuwen en in de buurt te blijven. Tot frustratie van de redders gebeurt dat niet altijd. Het schip vaart dan door; de reddingboot moet het stoffelijk overschot zelf maar zien te vinden
,,Die geur van waterlijken is extreem afschuwelijk”, zegt schipper Richard van der Hammen van de Nh1816. ,,Die blijft dagenlang in je neus zitten. Sommigen van ons kunnen daar niet tegen, zelfs niet met neusdoppen.”
De aanblik van een overledene die lang in het water heeft gelegen, raak je nooit meer kwijt. Van der Hammen zegt nauwelijks op een nette manier te kunnen beschrijven hoe dat eruit ziet. Er zijn vrijwilligers van de KNRM voor wie geen zee te hoog gaat, maar minder graag uitvaren voor een lijkvinding. ,,Het is nog niet voortgekomen dat iemand hiervoor niet meegaat”, zegt schipper Van der Hammen. ,,Maar ik zou dat begrijpen. Dit soort werk moet je aankunnen. De een kan dat beter dan de ander.”
Wie de verdronken mensen zijn, is in veel gevallen niet bekend. Van der Hammen vermoedt dat het vaak gaat om vluchtelingen gaat, die in krakkemikkige bootjes naar Engeland probeerden over te steken. Van één lijkvinding weet hij zeker dat het een vrouw uit Iran betrof. Haar identiteitspapieren waren nog bij haar. Later vernam hij dat ze tot een groepje behoorde dat in een rubberbootje vanuit Frankrijk naar ‘het beloofde land’ voer. Ze was overboord geslagen en weggedreven.
Toen Van der Hammen nog vrijwillig opstapper was, vond de IJmuidense reddingboot het lichaam van een man die hij persoonlijk kende. Twee maanden ervoor was die persoon bij de Zuidpier te water geraakt en kon niet meer worden getraceerd. Totdat een kapitein meldde een lichaam in de golven te hebben gezien. Na lang zoeken zagen de redders het ook drijven. Van der Hammen, toen nog eigenaar van de plaatselijke stomerij, wist meteen wie het was. Aan de broeksband zat nog een bonnetje van zijn zaak.
Lijkvindingen zijn heftige ervaringen. Daarbij passen geen stoere mannen-machoverhalen, vindt schipper Van der Hammen. Hij ziet er zoveel mogelijk op toe dat zijn bemanning zich veilig voelt om over de emoties te praten. ,,Wij maken zoveel mee. Dat kan onder je huid kruipen. Zelfs pas na jaren kunnen bepaalde gebeurtenissen iemand gaan kwellen. Niemand heeft er iets aan als het emmertje overloopt.”
De bemanning van de KNRM NH 1816 bezig met een heel nare ‘klus’. Foto: Roel Ovinge