Wekelijks staat Erik Baalbergen aan de hand van een foto stil bij een IJmuidens onderwerp naar aanleiding van de actualiteit, een bijzondere gebeurtenis, een evenement of gewoon de mooie taferelen die IJmuiden biedt. In deze aflevering aandacht voor Conny Braams voorstellen voor meer erkenning van de kanaalgravers.
Zonder kanaalgravers zou het Noordzeekanaal nooit zijn aangelegd in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw en zou IJmuiden niet in 1876 zijn gedoopt. De noodzaak voor een korte en snelle verbinding tussen het IJ en de Noordzee komt van Amsterdamse reders en handelaren, die grootsheidswaanzinnig willen concurreren met echte zeehavensteden als Rotterdam en Antwerpen. De gelden komen van Amsterdamse beleggers en notabelen, die hun rijkdom alleen maar willen zien groeien, en van de stad en het rijk, dus uit de beurzen van de gewone mens. De plannen worden opgesteld door knappe koppen, die het absurde plan om de beschermende duinenrij langs Hollands kust te doorbreken als uitdaging zien. De aanleg ligt in handen van een Engelse aannemer, die met de dan beschikbare hulpmiddelen de strijd aangaat met duinzand, water, storm en corrupte uitvoerders en putbazen. Helaas behoren geavanceerde graafwerktuigen om de duinenrij te doorgraven niet tot de ‘hulpmiddelen’. Het echte zware graafwerk door het duinzand zal handmatig verricht moeten worden.
Zodra bekend wordt dat er iets te verdienen valt bij de doorgraving van ‘Holland op z’n Smalst’, trekken honderden polderjongens en slikwerkers van heinde en verre naar het duingebied ten westen van Velsen om als kanaalgraver met schop en piebegaaltje een schamele boterham te verdienen. Alleenstaanden kunnen tussen de zware en lange werkdagen voor hun natje, droogje en broodnodige nachtrust terecht in een van de houten keten. Vooral de ‘natjes’ vloeien veelvuldig zodat veel van het verdiende geld in de zakken van de keetbazen verdwijnt. De werkers die met hun gezinnen deze kant opkomen, moeten zelf maar voor onderdak zorgen. Zij strijken noodgedwongen neer in de duinen tussen de kanaalwerken en het landelijk rustige en gezapige dorp Velsen. Van afvalhout en takken bouwen zij hutjes of dekken in de grond uitgegraven holen af. Nederzettingen als De Hoogeberg en De Heide ontstaan. Ook hier is armoe troef. De Amsterdamsche Kanaalmaatschappij bekommert zich niet om het welzijn van de harde werkers.
En Velsen? Zij kijkt niet om naar de tijdelijke bewoners en laat al dat schorriemorrie aan z’n lot over. Zodra het kanaal af is vertrekken ze vast wel weer. Het is aan de liefdadigheid en giften van enkele Velsense notabelen, aan de inzet van medelevenden en aan enkele landelijke inzamelacties te danken dat er nog hulp geboden wordt aan de armlastige kanaalwerkers en hun gezinnen.
Nadat het kanaal geopend is, wordt Velsen geconfronteerd met een grote groep achterblijvers en met een onstuimig en boven de deftige Velsense pet groeiend IJmuiden. In de loop der jaren worden veel ‘helden’ van rond de kanaalgraverij geëerd met een straatnaam in IJmuiden. Namen van grootgrondbezitters en hun familie, en van ingenieurs en functionarissen vinden we terug in het IJmuidense. Maar de kanaalgravers komen er bekaaid vanaf. O ja, bij het 125-jarig bestaan van IJmuiden en het Noordzeekanaal in 2001 wordt het beeld De Kanaalgravers van Aart Lamberts onthuld bij het Pontplein. Net buiten de grens van IJmuiden. Je moet wel weten waar het staat…
De IJmuidense schrijfster Conny Braam trekt zich, als achterkleinkind van de bewoner van de bij de kanaalgraverij verdwenen boerderij Schralenstein, het lot van de kanaalgravers aan. Zij is auteur van de bij menig IJmuidenaar in de boekenkast aanwezige ‘Abraham-trilogie’. In het eerste deel neemt zij de lezer mee langs het geringe wel maar vooral het grote wee van de kanaalgravers. De vanuit de gemeente Velsen zo weinig tastbare erkenning voor de kanaalgravers, de echte helden van de kanaalgraverij, valt slecht bij Conny. Ze heeft een ‘hartstochtelijk verlangen dat de kanaalgravers de erkenning krijgen die ze verdienen en dat ze herinnerd blijven’.
Conny zou Conny niet zijn als ze met haar daadkracht tegen apartheid, onderdrukking en uitbuiting niets onderneemt. Eind 2019 houdt Conny tijdens lezingen bij het Zee en Havenmuseum een pleidooi om het beeld De Kanaalgravers, ‘dat nu in een achterafhoekje weggedrukt staat’, een prominente plaats in IJmuiden te geven. Haar pleidooi krijgt veel bijval. Onder veel IJmuidenaren leeft het ‘afstammeling zijn van een kanaalgraver’-gevoel nog sterk. Zij stelt voor om rond de opening van de nieuwe zeesluis De Kanaalgravers een zichtbaardere plek te geven bij de kleine sluis. De gefotoshopte foto hierboven geeft een eerste indruk…
Daarnaast pleit Conny voor erkenning via de naam van de nieuwe zeesluis. Haar enthousiasme is aangewakkerd door de actuele prijsvraag voor het bedenken van een naam. ‘Ik denk dat mijn eerste keus Jan Bonekampsluis weinig kans maakt. Kanaalgraversluis of Abrahamsluis zou een mooi eerbetoon aan de kanaalgravers zijn. Abraham kennen we als de Bijbelse oervader. Maar het is ook de fictieve figuur uit de Abraham-trilogie die zich het lot van de kanaalgravers sterk aantrekt.’ Het zal toch niet gebeuren dat er achter de schermen allang een nieuwe naam gekozen is, bijvoorbeeld Amaliasluis? Zodra ik dit opper, verschijnt er een typisch IJmuidense strijdlustigheid in Conny’s ogen en komt er stoom uit haar oren…