IJmuiden – Willem Heijnen kwam ter wereld in de gemeente Velsen en bracht er ook het grootste deel van zijn leven door. Hij woont inmiddels al 45 jaar lang in de Bloemstraat. Het gezin Heijnen telde zes kinderen: ,,Lodewijk, mijn oudste broer, zat tijdens de oorlog in Duitsland. Hij was met mijn vader meegegaan. Vader was schilder, maar had geen werk en was daarom naar Duitsland gegaan om werk te vinden. Toen brak de oorlog uit. Hij is nog één keer thuis geweest in die tijd, daarna hielden ze hem vast. Zelf woonden we in de Elzenstraat, maar in 1942 moesten we daar weg. We werden geëvacueerd en gingen naar Zuidwolde.’’
,,Mijn broer Jan vluchtte, toen hebben ze hem een kogel in zijn been geschoten.’’
Het grootste deel van de oorlogstijd bracht de heer Heijnen buiten de regio door. ,,Ik heb hier in IJmuiden niet veel meegemaakt. Ik herinner me dat aan de Kanaaldijk, bij het bootje van Donkersloot, door de Duitsers het luchtafweergeschut werd neergezet. Veel huizen werden afgebroken en de meeste mensen moesten naar Bloemendaal verhuizen.’’ Terwijl vader Heijnen met zijn oudste zoon in Duitsland zaten, namen moeder en de overige vijf kinderen op zekere dag de trein naar Drenthe. ,,Mijn moeder ging na een dag alweer terug naar IJmuiden, samen met mijn oudere broer Jan. Er was namelijk ingebroken in onze woning. Maar we hebben uiteindelijk een tijdje in het kamp in Zuidwolde gezeten. Tot het te link werd, omdat er soms beschietingen werden uitgevoerd door overvliegende Spitfires. We hadden wel een rood-wit-blauwe vlag op het dak geschilderd, maar het werd gewoon te gevaarlijk. We zijn gevlucht naar Geestbrugge en later naar Orvelte. Een prachtige omgeving, met hei en bossen. We hebben ook nog in een NSB-kamp in Lunteren gezeten. Uiteindelijk kregen we een huis toegewezen in Winterswijk. Onderweg daar naartoe zijn we ergens bij Enschede gestrand. Het was inmiddels 1944. Mijn broer Jan werd opgepakt en moest naar Arnhem om daar loopgraven te gaan spitten. Hij is daar gevlucht, toen hebben ze hem nog een kogel in zijn been geschoten.’’
,,De kogelgaten zaten in onze bakfiets. Maar de banden waren niet lek, dus we konden verder.’’
De hongersnood werd groter en het gezin Heijnen deed van alles om aan voldoende voedsel te komen. ,,We hadden een bakfiets gehuurd en daarmee gingen we vanuit Winterswijk naar Barneveld. Mijn broer moest fietsen, ik zat in de bak. Maar toen werd door een vliegtuig het station beschoten, waar we langs kwamen. We doken in de eenmansgaten die daar waren om ons te beschermen. Toen we weer bij de bakfiets waren, zagen we de kogelgaten erin zitten. Maar de banden waren niet lek, dus we konden verder.’’ Willem Heijnen bracht in zijn jeugd vooral veel tijd door met zijn broer Jan, die overigens nog altijd in leven is. Hij was mijn beste maatje. We waren net Jut en Jul; altijd bij elkaar. Soms lagen we samen in een weiland in het gras. Als er dan een eend voorbij kwam, was ‘ie voor ons. Ik moet er nu niet meer aan denken, maar in die tijd draaiden we het dier zo de strot om. Je had honger! We trokken soms knollen uit de grond, wreven alleen even het zand eraf en dan at je ze op.’’ Van Winterswijk trok het gezin vervolgens naar Emmen en daar werd ook de bevrijding meegemaakt. ,,Mijn moeder lag in het ziekenhuis, toen de Canadezen kwamen. Ik was net bij haar geweest en kwam uit het ziekenhuis. Zie ik daar opeens mijn vader aankomen. Hij was liftend vanuit Oost-Duitsland daarheen gekomen. Ik had hem zeker drie jaar niet gezien. Dat was een prachtig moment, dat vergeet ik nooit meer.’’
,,We hebben een paar weken moeten slapen in een padvindershuisje aan de Driehuizerkerkweg’’
Oudste broer Lodewijk was er overigens niet bij. Hij bleek rechtstreeks te zijn doorgereisd naar IJmuiden, waar hij bij een schoenmaker in de kost kon komen. De terugkeer van de overige gezinsleden naar IJmuiden verliep ook niet geheel vlekkeloos: ,,We hebben eerst een paar weken moeten slapen in een padvindershuisje aan de Driehuizerkerkweg, voordat we terug naar IJmuiden konden.’’
Stap voor stap werd de draad van het gewone leven weer opgepakt. Dat viel niet mee: ,,Ik was elf jaar oud, maar ik zat pas in de derde klas. Met veertien jaar ben ik van school af gegaan. Ik wilde timmerman worden en heb in die tijd van alles gedaan. Uiteindelijk ging ik naar een schippersinternaat. Ik wilde in Dordrecht mijn papieren halen voor de kustvaart, maar ik moest zelf mijn eigen lakens en beddengoed meenemen. Daarvoor had ik geen geld, dus ik werd niet toegelaten. Uiteindelijk ben ik op een sleper gestapt en daar kreeg ik alles verzorgd.’’
Willem Heijnen voer vervolgens enige tijd over de wereldzeeën, maar het noodlot trof hem in Saoedi-Arabië. ,,Ik ben in het ruim van het schip Sinket twaalf meter naar beneden gevallen. Het schip lag toen aan een pier, zeven mijl uit de kust. Ik werd naar een Arabisch hospitaal gebracht en uiteindelijk ben ik in een Amerikaans ziekenhuis geopereerd.’’ Na enige tijd actief te zijn geweest als schilder, koos hij toch uiteindelijk weer voor een baan op een schip. ,,Tot aan mijn huwelijk, daarna heb ik 31 jaar lang bij de vletterlieden gewerkt. Tot mijn heup het niet meer deed, toen ben ik afgekeurd.’’
De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog hebben diepe sporen nagelaten. ,,Vooral die kampen hebben enorm veel indruk op me gemaakt. Je was nog jong natuurlijk en wat je daar allemaal zag… Ik heb bijvoorbeeld een keer een Spitfire zien neerstorten. De piloot wist zich met behulp van zijn parachute te redden, maar toen werd hij door Duitse soldaten beschoten. Hij landde ergens in de bossen en is door de Duitsers naar een kamp gebracht.’’
Zoals velen heeft Willem Heijnen eigenlijk nooit met iemand over zijn oorlogservaringen gesproken. Simpelweg omdat het vaak te moeilijk is om erover te kunnen praten. ,,Maar ik ben blij dat ik het nu kwijt ben’’, besluit hij. (Tekst en foto’s: Bos Media Services)
Heeft u herinneringen aan de oorlog die u wil delen met plaatsgenoten? Aanmelden kan via redactie@jutter.nl of 0255-533900.