Vijftien jaar geleden schreef Roel Pomp (1932) voor zijn kleinkinderen het boek ‘Stem in de nacht’, waarin hij vertelt hoe hij als kind de Tweede Wereldoorlog meemaakte in het door de NSB geïnfecteerde Drentse dorp Nieuw Buinen. Het was de plek waar hij opgroeide en waar zijn vader in het verzet zat. Maar wat hij daar meemaakte, gebeurde ook op andere locaties. Nu, ter gelegenheid van de herdenking van vijfenzeventig jaar bevrijding, is het boek in verkorte vorm opnieuw uitgegeven, aangevuld met ervaringen en ontmoetingen van de schrijver jaren later met mensen die de oorlog ternauwernood hebben overleefd. Deze nieuwe uitgave kreeg de titel ‘En de merel zingt’, overgenomen uit de laatste bladzijde van het boek dat de Joodse auteur en Holocaustoverlevende Abel Herzberg schreef over zijn oorlogservaringen.
Roel Pomp studeerde theologie in Utrecht en was vervolgens als dominee op verschillende plaatsen in zijn geboortestreek actief. ,,Van 1962 tot 1967 bij de veenarbeiders, daarna bij de boeren. Het was heel fijn om daar te mogen werken.’’ In 1974 verhuisde hij naar de regio IJmond om er als industriepastor bij Hoogovens aan de slag te gaan. Na acht jaar moest er bezuinigd worden op het industriepastoraat en kreeg hij te horen dat hij moest gaan uitkijken naar ander werk. Hij combineerde vervolgens een functie als geestelijk verzorger in het Haarlemse verpleeghuis Boerhaave met een baan als godsdienstdocent op een school in Haarlem-Noord. ,,Dat leek heel mooi, werken met de ouderen in het verpleeghuis en de jongeren op school. Maar in de praktijk was het heel moeilijk, want ik moest in het verpleeghuis zijn als er een sterfgeval was en tegelijk waren er dan vergaderingen op school waar ik bij aanwezig moest zijn.’’ Toen eind jaren tachtig tijdelijk een regeling van kracht werd waardoor onderwijzend personeel vervroegd kon uitstromen, de zogenoemde DOP-regeling, besloot de heer Pomp om een punt achter zijn loopbaan in het onderwijs te zetten.
,,Mijn kleinzoon vroeg aan me: ‘Opa, hoe was het vroeger, toen jij zo oud was als ik nu ben?’’
Het was de oudste kleinzoon van Roel Pomp die hem op het idee bracht om een boek te gaan schrijven met zijn herinneringen aan de oorlog. ,,We woonden in het Drentse dorp Vries en mijn kleinzoon vroeg aan me: ‘Opa, hoe was het vroeger, toen jij zo oud was als ik nu ben?’ Ik realiseerde me dat de oorlog begon, toen ik acht jaar oud was. Ik heb toen een aantal gebeurtenissen opgeschreven als verhaal en soms wat aangedikt om het spannend te maken. Om de veertien dagen stuurde ik mijn kleinkinderen een verhaal toe. Mijn oude moeder las die verhalen ook en ze zei: ‘Roel, het is niet allemaal waar wat je schrijft.’ Ik antwoordde haar toen dat het wel waar had kunnen zijn, waarop zij zei: ‘Dat is ook weer waar’.’’ Uiteindelijk bundelde hij de verhalen vijftien jaar geleden tot een boek, dat de titel ‘Stem in de nacht’ kreeg. ,,Ik wilde het eigenlijk eerst ‘Schreeuw in de nacht’ noemen, maar mijn vrouw zei ‘Noem het ‘Stem in de nacht’ en dat is het geworden.’’ De titel heeft een diepe, emotionele betekenis voor de auteur. Die stem in de nacht was van zijn eigen vader Klaas Pomp, op het moment dat hij door de Duitsers werd opgepakt. Een ingrijpende gebeurtenis in het leven van de toen nog jonge Roel.’
,,Als kind moest ik toezien hoe mijn vader geboeid en geslagen werd. Hij schreeuwde van de pijn.’’
,,Mijn vader was onderwijzer en samen met vijf collega’s vormde hij een verzetsgroep. We woonden in een klein dorp met arme boeren. Veel ervan waren NSB’er. Op zekere dag moest er een bordje met de tekst ‘Verboden voor Joden’ worden bevestigd op het jeugdgebouw. Mijn vader was het daar niet mee eens. Hij heeft het bordje teruggebracht naar burgemeester Doornbos, ook een NSB’er. Dat was zijn eerste verzetsdaad. De volgende dag stond de Grüne Polizei voor de deur. Mijn vader werd meegenomen en kreeg een revolver tegen zijn hoofd. Hij werd verhoord en kreeg te horen dat hij nooit meer zoiets mocht doen.’’ Het advies werd door Klaas Pomp echter niet ter harte genomen. Hij was vanuit zijn verzetswerk betrokken bij de verspreiding van het blad Trouw, destijds een van de meest gelezen illegale verzetskranten in ons land. Dat hij daarmee risico’s nam, realiseerde hij zich goed. ,,Hij had er al rekening mee gehouden dat hij opgepakt kon worden. Dat gebeurde uiteindelijk ook. Het was in de nacht van 6 op 7 april 1944, de nacht voor Goede Vrijdag . Hij werd gevangen genomen en geslagen. Als kind moest ik toezien hoe mijn vader geboeid en geslagen werd. Hij schreeuwde van de pijn. Ook de andere mannen van de verzetsgroep werden in diezelfde nacht in hun eigen huis gearresteerd.”
,,Mijn vader was begraven aan de rand van een katholieke begraafplaats, tussen twee Russische krijgsgevangenen in.’’
De laatste schreeuw van zijn vader, voordat hij voor altijd uit het gezin zou verdwijnen, heeft diepe indruk gemaakt op Roel Pomp. Hoe het zijn vader destijds na deze dramatische nacht is vergaan, kon goed worden gereconstrueerd uit de gegevens van een van de verzetsvrienden, die een notitieboekje had bijgehouden. ,,Pas toen die vriend overleed, werd dat notitieboekje door zijn zoon gevonden en hebben we op basis daarvan ook de plek kunnen bezoeken waar mijn vader destijds was begraven. Aan de rand van een katholieke begraafplaats, tussen twee Russische krijgsgevangenen in. Enkele jaren na de oorlog is hij herbegraven in Nieuw Buinen.’’ Vader Klaas Pomp overleed twee dagen na de bevrijding, omdat hij fysiek ernstig was verzwakt. ,,Zijn vrienden keerden op 13 mei terug naar huis en hebben ons kunnen vertellen over hoe het in het strafkamp was.’’ Om zijn eigen kleinkinderen dit alles te kunnen uitleggen, zette Roel Pomp zijn herinneringen op papier. Nu de kleinkinderen volwassen zijn (,,De jongste is nu zeventien’’) is er opnieuw interesse voor die verhalen. ,,Eén verhaal met name vinden ze mooi, dat is het verhaal waarin ik vertel dat ik geen hekel heb aan Duitsers.’’
,,Ik heb geen hekel aan Duitsers, ik heb een hekel aan dat uniform, want dat staat voor iets.’’
Dat verhaal is gebaseerd op een ontmoeting die hij 22 jaar na de oorlog had met een Duitser. ,,Ik was toen dominee in Beilen en we gingen met de kinderen op vakantie naar Zwitserland. Het was een woningruil met een collega in Bern. Ik wilde na de oorlog niet met vakantie naar Duitsland, maar we besloten om wel via Duitsland te rijden naar Zwitserland, dat is nu eenmaal het gemakkelijkste. Onderweg stopten we bij een rustplaats langs de snelweg. Daar zat een Duitser aan een eettafeltje en we raakten in gesprek. Hij vertelde dat hij als soldaat in Nederland was geweest en hij vroeg aan mij of wij Nederlanders nog een hekel aan Duitsers hadden. Ik wist niets te zeggen. Toen wees hij naar de autobaan en grijnsde. ‘Dat hebben jullie te danken aan Hitler’, zei hij. Daarna bracht hij de Hitlergroet. Toen dacht ik, het schoot zo maar door me heen: ‘Hij heeft dat naziuniform nog aan’. Heus, ik heb geen hekel aan Duitsers, ik heb een hekel aan dat uniform, want het staat voor iets, voor mensverachting.’’ Voor het nieuwe deel van zijn boek sprak Roel Pomp met Joden, Duitsers, een verzetsvrouw en kinderen van verzetsouders die omgekomen zijn, met name ook zij die het blad Trouw verspreidden. ,,Ik wil duidelijk maken dat uiteenlopende gedachten samen kunnen optrekken in de strijd voor menselijkheid, voor vrede en een veilige wereld voor iedereen.’’ (Tekst en foto: Bos Media Services)
Het boek ‘En de merel zingt’ telt 256 bladzijden en kost 21,90 euro. Het wordt uitgegeven door internetuitgever United PC en is ook via de boekhandel te bestellen. Over enige tijd zal het ook als E-book verkrijgbaar zijn.
Heeft u herinneringen aan de oorlog die u wil delen met plaatsgenoten? Aanmelden kan via redactie@jutter.nl of 0255-533900.