Gijs de Zeeuw: ,,Ze schreeuwden: ‘Hände hoch!’ en dat is een gewaarwording hoor, als je dat als kind ziet gebeuren’’
Verhalen over de Tweede Wereldoorlog? Gijs de Zeeuw (1929) kan er uren mee vullen. Zijn kinderen en kleinkinderen heeft hij in de loop der jaren veel uitgelegd over wat zich destijds allemaal afspeelde. Ook aan onze verslaggever vertelt hij gedetailleerd wat hij zoal beleefd heeft in de periode 1940-1945. Drie keer werd het gezin De Zeeuw geëvacueerd en menig maal was de nog jonge Gijs getuige van bijzondere voorvallen, die voor altijd in zijn geheugen staan gegrift.
Het gezin bestond uit vier personen, de jongere zus van Gijs werd vlak voor de oorlog geboren. ,,Ik was tien jaar oud toen de oorlog uitbrak. We woonden toen aan de Cornelis Drebbelstraat. Mijn vader was dokwerker van beroep. De oorlog begon hier in IJmuiden met een heleboel lawaai. De Duitsers voerden bombardementen uit op de haven. Ze gooiden mijnen tussen de pieren om het uitvaren van schepen tegen te houden. Onze militairen hadden destijds een wachtwoord, dat was ‘Scheveningse Slagerij’ want een Duitser kon dat niet goed uitspreken. Als het verkeerd werd uitgesproken, wisten ze dat ze met een Duitse spion te maken hadden.’’ Een bijzondere vondst deed Gijs de Zeeuw enkele dagen na het uitbreken van de oorlog. ,,Het was op 17 mei 1940. Voor de deur van het huis waarin we toen woonden, lagen een aantal marineknopen op de grond. Knopen die van een uniform waren gescheurd, een stukje stof zat er nog aan. Ik denk dat een marinier dat uit angst heeft gedaan. Hij wilde waarschijnlijk niet herkend worden als Nederlandse marinier, bang om door de Duitsers tot krijgsgevangene te worden gemaakt.’’
,,In een mum van tijd stonden er vijf gewapende Duitse soldaten om de parachutist heen.’’
In de eerste fase van de oorlog gebeurde er in IJmuiden nog niet zo veel, een herinnering uit die tijd betreft de oefeningen van de Duitse Werhmacht in het duingebied. ,,Ze hadden daar paardenstallen en ik ging daar als kind vaak naartoe. Alle paarden stonden er in een lange rij, met een bord erboven met hun naam erop. Ik mocht de paarden voeren en soms ook een stukje met ze lopen. Later ging dat niet meer, want er was doorlopend luchtalarm. Dan kwamen er vliegtuigen over of er waren beschietingen. Daardoor werd het te gevaarlijk. Ik heb nog een granaatscherf, die roodgloeiend was toen hij naar beneden kwam. Ik had hem bijna op mijn knar gehad. Ik heb de scherf toen mee naar huis genomen en mijn hele leven in een kistje bewaard.’’ Toen de schoolgebouwen door de Duitsers werden overgenomen, moest Gijs voor de dagelijkse lessen naar Meerzicht in Velsen-Noord. Op zekere dag stortte daar een Britse Lancaster neer. ,,Dat toestel was al beschadigd geraakt in Duitsland, maar er werd ook hier nog op geschoten. We waren ’s middags vrij en liepen richting het kanaal, toen we dat toestel zagen vliegen. We zagen hoe de bemanning eruit sprong en met parachutes naar beneden kwam. Wij zijn een parachutist gevolgd, die kwam neer op de Schulpweg. In een mum van tijd stonden er vijf gewapende Duitse soldaten om hem heen. Ze schreeuwden: ‘Hände hoch!’ en dat is een gewaarwording hoor, als je dat als kind voor je ogen ziet gebeuren.’’
,,Ko Langendijk was net langs ons gefietst, toen er een aanslag op hem gepleegd werd.’’
Als zich een bijzondere situatie voordeed en de situatie leek voldoende veilig te zijn, waren de kinderen uit de buurt er meestal snel bij om met eigen ogen te bekijken wat er was gebeurd. Zo ook na het neerstorten van een vliegtuig in het gebied achter de Visserijschool. ,,Meestal werd je tegengehouden door de Duitsers, maar hier konden we wel komen. Verschillende jongens hebben daar dingen gevonden, de een had een tandwiel, de ander wat scherven. Ik vond een blikje met tabletjes en nam dat mee. Ik liet het aan de schoolmeester zien en hij vertelde dat het waarschijnlijk pillen waren die de Engelse vliegeniers slikten om langer wakker te kunnen blijven.’’ Ook vond Gijs een stukje vliegtuigglas, waarvan hij later een ringetje maakte. Na een relatief rustige beginperiode zag het gezin De Zeeuw zich uiteindelijk genoodzaakt om IJmuiden te verlaten. ,,We moesten eigenlijk naar Bloemendaal, maar dat wilde mijn vader niet. We zijn naar Beverwijk gegaan, daar konden we bij mensen terecht. Die mensen gingen zelf op de bovenverdieping wonen en wij konden de benedenverdieping gebruiken.’’ Na enige tijd volgde een tweede verhuizing, het gezin streek toen neer in Velsen-Noord. Daar was Gijs bijna ooggetuige geweest van de mislukte aanslag op Ko Langendijk, die plaatsvond in maart 1944. ,,Langendijk was een ‘foute’ politieagent in die tijd. Ik zat met een groepje kinderen op het muurtje van de firma Nagel, dat was destijds een kruidenier in Velsen-Noord. Een van hen zei: ‘Daar komt die NSB’er aan’. Langendijk fietste ons voorbij en ging de hoek om. Toen hoorde we twee knallen. Langendijk schreeuwde: ‘Houd die schoften!’ en we zagen twee mensen op de fiets wegrijden. Later bleek dat het Hannie Schaft en Truus Oversteegen waren geweest, die de aanslag hadden gepleegd. Langendijk was geraakt onder aan zijn rug, net boven zijn stuitje. Hij overleefde de kogels. De politie kwam naar ons toe om te vragen wat we hadden gezien. Maar we hadden alleen de schoten gehoord.’’’
,,,Midden op het Noordzeekanaal haalde hij een handgranaat tevoorschijn, die hij liet ontploffen in het water.’’
De aanslag op Langendijk vormde, samen met enkele andere verzetsdaden, voor de Duitsers de aanleiding om tot vergelding over te gaan. Op 16 april 1944 vond in Velsen-Noord en Beverwijk een razzia plaats. Daarbij werden 486 jonge mannen uit de huizen gehaald en weggevoerd. Ook bij het gezin De Zeeuw stonden de Duitsers voor de deur. ,,Het was op zondagochtend. Mijn slaapkamerdeur werd opengetrapt. ‘Raus!’, schreeuwde een Duitse soldaat. Ze wilden mijn persoonsbewijs zien. Hij bekeek het en ik zag hem rekenen. ‘Bleiben Sie bei die Mutti. Sie sind zu jung’, kreeg Gijs te horen. Daarmee was voor hem de kous af. Als veertienjarige jongen mocht hij thuisblijven, waar menig gezin uit de directe omgeving hun iets oudere zonen opeens moesten missen. Velen van hen zouden uiteindelijk nooit terugkeren naar huis. Het gezin De Zeeuw bleef deze ellende bespaard, maar verkaste na verloop van tijd opnieuw. Westzaan werd de nieuwe bestemming. ,,Mijn oom ging daarheen, hij kon er bij familie terecht. Hij vroeg ons om ook mee te gaan, er was ruimte genoeg. In de haven van Westzaan lag in die tijd een baggermolen, de schipper had zijn hele gezin aan boord. Maar bij die baggermolen hoorde ook een mooie sloep en zo kwam ik op het idee om mensen het kanaal over te gaan zetten. De veerponten over het Noordzeekanaal werden allemaal door de Duitsers gecontroleerd. Veel mensen namen hun trouwringen of andere waardevolle dingen mee naar de boeren in de kop van Noord-Holland om ze te ruilen voor voedsel. Ze konden met de sloep oversteken, tot het verraden werd. Ik weet niet door wie, maar toen was het over.’’ Het bezoekje van een Duitser aan de sloep kreeg echter een heel onverwachte wending. Gijs kreeg de instructie om naar het midden van het kanaal te varen. ,,Toen trok hij zijn jas open en haalde een handgranaat tevoorschijn. Hij gebood me om op zijn teken sneller te gaan varen. Hij trok de pin uit de granaat en gooide die in het water. Het water schoot wel acht meter omhoog. Maar ook brasem, voorn, witvis, paling, allerlei soorten vis. Verdoofd door de klap dreven de vissen op het water, ze werden door de Duitser allemaal in de boot gegooid. ‘Wir haben hunger’, legde hij uit.’’
,,Ik zou graag nog eens willen weten hoe het Henk Korthoven later is vergaan.’’
Iedereen in deze regio had in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog zwaar. Eten was er nauwelijks en dat leidde soms tot opmerkelijke acties. ,,Je werd een dief in die tijd, hoor. De boeren zetten ’s morgens vroeg de melk aan de dijk, die werd dan door de Duitsers opgehaald. Wij gingen soms al om half vijf op om er eerder te zijn en de melk te stelen. Als we tarwe hadden, werd daar meel van gemaakt en daar werd een soort tartaartje van gemaakt. Dat liet je dan op de kachel aan twee kanten bruin bakken. Herenkoeken, noemden we dat. Een eendenei werd verkocht voor 25 gulden! Met de bonnen die je kreeg, kon je eten krijgen van de gaarkeuken. Een soort dikke soep met aardappel en groente erin. Normaal kwam er om 18.00 uur een paard met wagen langs bij de slager, maar op een avond was dat veel later. We waren zonder eten naar bed gegaan, maar ik hoorde om 22.30 uur de bel luiden en ben meteen weer uit bed gegaan. Ik had zes bonnen, voor mijn vader en moeder, mijn zusje en mij en voor mijn oom en tante. Maar de slager telde de bonnen niet na. Ik hield ze in een waaier in mijn hand en zei dat het er acht waren. Hij geloofde het en ik kreeg acht porties mee.’’ Pas in september 1945, vier maanden na de bevrijding, keerde het gezin terug naar IJmuiden. ,,Wij hadden geen eigen huis, dus we moesten wachten tot er plaats was. We kwamen in de Olivier van Noordstraat, dat is nu de Van Leeuwenstraat.’’ Dan toont de heer De Zeeuw een foto uit de oorlogsjaren, waarop hij te zien is met zijn toenmalige kameraden Frits Bruinzeel en Henk Korthoven. ,,Van Frits weet ik dat hij overleden is. Van Henk heb ik nooit meer iets vernomen. Zijn moeder was een Duitse en daarom moest hij noodgedwongen naar een andere school in Haarlem. Hij werd geplaatst bij de Hitler Jugend, maar dat vond hij helemaal niets. Hij had juist een hekel aan Hitler! Maar hij werd elke dag door de Duitsers opgehaald en weer thuisgebracht. Of Henk nog leeft? Ik heb geen idee. Ik zou heel graag willen weten hoe het hem verder is vergaan.’’ (Tekst / Foto: Bos Media Services)
Heeft u herinneringen aan de oorlog die u wil delen met plaatsgenoten? Aanmelden kan via redactie@jutter.nl of 0255-533900.