‘Tijdens een razzia stond ik in een holle ruimte boven de schuifdeuren’
Henk Bierling kwam op 2 maart 1925 ter wereld in de stad Groningen. Zijn ouders hadden een melkbedrijf en woonden in een boerderij aan de Moesstraat 90. ,,Mijn moeder bracht met paard en wagen de melk rond, mijn vader met de bakfiets’’, herinnert hij zich. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, besloot hij om dagelijks de voorpagina van het Nieuwsblad van het Noorden te bewaren. ,,Mijn ouders verkochten Blue Band margarine en die werd geleverd in dozen. Ik gebruikte de lege dozen om de krantenpagina’s in te bewaren. Als ik een doos vol had, zette ik die onder de bedstee. Ik heb er na de oorlog verder niet meer naar omgekeken, tot ik er in 1956 of 1957 weer aan dacht. Ik vroeg aan mijn moeder toen wat er met die dozen was gebeurd. Ze vertelde dat ze de kranten had weggegooid. Maar op zolder stond nog één doos. De kranten die daarin zaten, heb ik altijd bewaard.’’
Op 10 mei 1940 begon voor Nederland de Tweede Wereldoorlog. Deze dag weet de nu in Driehuis wonende Henk Bierling zich nog heel goed te herinneren: ,,Mijn vader stond altijd als eerste op, meestal rond 05.00 uur. Hij hoorde toen op de radio dat er Duitse vliegtuigen boven Schiphol en boven Rotterdam waren gesignaleerd. Het was oorlog! Ik zat op dat moment in de vierde klas van de mulo en wist niet of ik naar school moest gaan of niet. Ik besloot te gaan, maar toen ik daar aankwam, bleek de les niet door te gaan. Ik ben toen teruggegaan naar huis en heb daarna een stuk met mijn moeder meegereden op de melkwagen. In de avond kwam er een motorfiets de stad inrijden met daarop een Duitse soldaat. Ik ben naar hem toegegaan en heb hem gevraagd: ‘Wohin fahren Sie?’. Hij vertelde me toen dat hij op weg was naar de Afsluitdijk.’’ De eerste drie maanden na het uitbreken van de oorlog zag hij steeds vaker Duitse soldaten in de stad verschijnen. ,,Die kochten hier van alles in de winkels.’’
“Het hoofd van onze school werd door de Duitsers opgepakt en is later in het concentratiekamp bij Dachau omgekomen.”
Henk Bierling koos voor een carrière in het onderwijs en bezocht daarom vanaf 1940 de kweekschool. Daar leerde hij ook de vrouw kennen met wie hij inmiddels al meer dan zeventig jaar is getrouwd. ,,Het hoofd van die kweekschool, de heer Scholten, is in 1942 door de Duitsers opgepakt. Mijn vrouw kwam in 1942 op deze school, zij heeft nog drie weken les van hem gehad. Het zal dus in de tweede helft van september in dat jaar geweest zijn, dat hij werd meegenomen. Later kregen we bericht dat hij in het concentratiekamp bij Dachau was omgekomen.’’ Het dagelijkse leven in Groningen veranderde door de oorlog ingrijpend. ,,Ik liep langs een plantsoen en zag opeens een bordje staan: ‘Voor Joden verboden’, stond erop. En opeens zag je overal mensen lopen met een gele ster op hun kleding, met daarop het woord ‘Jood’. Ook ging de melk op de bon. Ik herinner me dat ik, samen met mijn zus, elke week bonnetjes moest plakken.’’
“Drie huizen verder woonde een hele fanatieke NSB’er. Die man ging ’s avonds bij de deuren luisteren of iemand de radio aan had.”
De Duitsers probeerden gedurende de oorlog de onderlinge communicatie tussen de Nederlanders zo veel mogelijk te dwarsbomen. Het in bezit hebben van een radiotoestel werd verboden en de aanwezige toestellen moesten worden ingeleverd. ,,Mijn vader had in 1939 een eigen toestel gekocht, een heel mooi toestel. Toen hij hoorde dat het moest worden ingeleverd, kocht hij ergens een oud toestel uit 1930. Omdat mijn ouders allebei werkten, moest ik dat ding vervolgens gaan inleveren. Er stond een hele rij mensen, allemaal met een radiotoestel in de hand. Als je het inleverde, kreeg je daarvan een bewijs mee. Het oude toestel werd dus ingeleverd en ons eigen, nieuwe toestel werd door mijn vader in de schuur verborgen, op een kruiwagen, onder een stapeltje hooi. We hadden afgesproken dat mijn moeder de politie aan de praat zou houden, als die eventueel langs zou komen voor een controle. Mijn vader zou dan intussen het toestel meenemen de volkstuin in. Op een dag stonden er inderdaad twee agenten voor de deur. Ze hadden ontdekt dat wij een radiotoestel uit 1939 in bezit moesten hebben, terwijl we een toestel uit 1930 hadden ingeleverd. Mijn moeder heeft ze toen verteld dat we het toestel een keer hadden omgeruild. Daar namen ze genoegen mee. Het waren goede mensen, die agenten.’’ Het radiotoestel bleef dus voor de familie Bierling behouden, maar zomaar ongestoord naar Radio Oranje luisteren was er beslist niet bij. ,,Wij woonden op nummer 90 en drie huizen verder, op 96, woonde Leverman, hij was een hele fanatieke NSB’er. Die man ging ’s avonds om 20.00 uur de straat op om bij de deuren te luisteren of er misschien iemand was die de radio aan had. We moesten dus heel voorzichtig zijn, want je wist nooit of Leverman voor de deur stond.’’ Niet alleen het hebben van een radiotoestel was verboden, ook de postduiven van Henk Bierling moesten weg. ,,We hadden kippen en ik had ook een paar postduiven. Ik heb ze uiteindelijk maar de vrijheid gegeven, want ze slachten en opeten, dat kon ik natuurlijk niet. Waar ze beland zijn, ik heb geen idee.’’
“Toen er een razzia in Groningen gehouden werd, ben ik in een holle ruimte boven de schuifdeuren geklommen.”
Toen Henk Bierling in 1944 zijn diploma van de kweekschool behaalde, werd hij vervolgens door de bezetter direct opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, de dwangarbeid die in deze jaren gold voor jonge mannen. In totaal werden voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog ongeveer 7,7 miljoen mannen vanuit andere landen in Duitsland aan het werk gezet. De heer Bierling vroeg om uitstel van opkomst, maar dat verzoek werd niet gehonoreerd. Op 5 juni van dat jaar werd vanuit ’s-Hertogenbosch de afwijzing verzonden en een maand later, op 10 juli, diende hij zich te melden in Tilburg. Maar dat was hij beslist niet van plan, dus bedacht hij een list. ,,Ik pakte mijn koffer en liep daarmee langs de buren, zodat iedereen goed zou zijn dat ik vertrokken was naar Tilburg. Maar ik ging niet naar Tilburg, ik ging naar Haren, vlak onder Groningen. Ik heb een paar weken bij kennissen ondergedoken gezeten, daarna ben ik in een soort kosthuis bij twee dames terechtgekomen. Van oktober 1944 tot april 1945 woonde ik bij twee ongetrouwde zusters van mijn moeder. Zij hadden een woning met een kamer en suite, met schuifdeuren dus. Boven die schuifdeuren was een luikje erboven en daarachter zat een holle ruimte. Als ik op een stoel ging staan, kon ik via dat luikje in die ruimte klimmen. Ik had het al eens geoefend, voor het geval er een noodsituatie zou zijn. Toen er een razzia in Groningen werd gehouden, heb ik in die ruimte gestaan. Het bleek achteraf niet nodig te zijn, want gelukkig zijn ze niet bij ons in huis geweest.’’ Een bijzondere dag, gedurende de onderduikperiode, was 5 september 1944, de dag die later de geschiedenisboeken in zou gaan als ‘Dolle Dinsdag’. De geruchten dat de geallieerden in rap tempo ons land aan het bevrijden waren, werden steeds sterker, maar werden hier en daar ook flink aangedikt. ,,De bakker kwam ’s morgens langs en vertelde dat ze al bij Arnhem zouden staan. Een paar uur later kregen we bericht dat ze inmiddels bij Zwolle waren en weer een paar uur later hoorden we dat ze al bij Assen waren. Ik trok mijn zondagse pak aan, want ik wilde dat alleen in mijn zondagse pak zien. We woonden aan een doorgaande weg en ik heb NSB’ers voorbij zien komen met hun huisraad in bakfietsen en kruiwagens, op weg naar het Winschoter Diep. Zij hadden de geruchten natuurlijk ook gehoord en gingen snel terug naar Duitsland. Maar er bleek helemaal niets te zijn gebeurd die dag. We hoorden ’s avonds via Radio Oranje dat de geallieerden de grens nog helemaal niet over waren.’’ Toen het einde van de oorlog naderde, ging de heer Bierling weer terug naar huis. ,,De kans dat je nog opgepakt werd door de Duitsers, was niet meer zo groot.’’ De dwangarbeid had hij goed kunnen ontlopen, in tegenstelling tot enkele van zijn vrienden. ,,Een goede vriend van mij werd als tramconducteur in Bremen aan het werk gezet, een andere vriend moest naar Berlijn om daar te werken.’’
Met de bevrijding van Groningen door de Canadezen was het einde van de Tweede Wereldoorlog in die stad een feit. ,,Ze hebben drie of vier dagen gevochten. Veel huizen werden totaal verwoest. Ook de Grote Markt was aan één kant helemaal kapot. De Canadezen waren natuurlijk na een paar dagen vechten vreselijk moe. Precies tegenover ons huis was er eentje tegen een muur gaan zitten. Ik ben naar hem toegelopen en begon in mijn beste Engels een gesprekje. Maar hij praatte terug in het Frans. Ik was verbaasd, omdat ik dacht dat iedereen in Canada Engels sprak. Maar er bleek ook een Franstalig deel te zijn. Uiteindelijk heb ik nog een beetje in het Frans met hem kunnen praten.’’
Foto boven:
Henk Bierling met de voorpagina van het Nieuwsblad van het Noorden, editie 29 juni 1943 (foto: Bos Media Services)