Op 5 mei 2020 viert Nederland 75 jaar bevrijding. In de aanloop naar die datum publiceren we een reeks gesprekken met inwoners van de gemeente Velsen, die de oorlogsjaren bewust hebben meegemaakt of zelfs als dienstplichtig militair een actieve bijdrage hebben geleverd aan de strijd tegen de bezetter. Vandaag: Cor Koot uit Santpoort.
Santpoort – Cor Koot (08-02-1927) werd geboren in Amsterdam, maar zijn ouders verhuisden in 1931 naar Haarlem. In deze stad groeide hij op en maakte hij ook de Tweede Wereldoorlog mee. ,,In Haarlem is niet zo veel gebeurd’’, schrijft hij aan onze redactie, als hij zich meldt naar aanleiding van onze oproep om verhalen van oorlogsveteranen te willen optekenen. ,,Ja, een bombardementje in de Amsterdamse buurt, het neerschieten van een agent op de Westergracht, de fietsenroof op straat door de Duitsers, het beschieten door een Spitfire van een bus met kinderen en een overval op het postkantoor. Bij deze overval waren de broers Coté nauw betrokken. In Santpoort-Noord hebben we daardoor een Cotélaan’’, gaat hij verder. Veel meer echt spectaculaire gebeurtenissen kan hij zich niet direct herinneren. Maar: ,,De monumenten in de Hout en aan de Jan Gijzenkade zijn daar niet voor niets gekomen. Die zijn daar geplaatst naar aanleiding van fusillades, die plaatsvonden toen jonge mannen zich al niet meer zonder risico om opgepakt te worden op straat konden vertonen.’’ De heer Koot maakte niet alleen de oorlog in eigen regio heel bewust mee, hij werd ook uitgezonden naar het voormalig Nederlands-Indië, in een poging om de onafhankelijkheidsstrijd van de toenmalige Nederlandse kolonie tot een goed einde te brengen.
,,Bij de landing ging iets niet helemaal goed. De jeep zonk onder water en de walkietalkies dreven als eendjes in het water.’’
Niet alleen de datum 4 mei, de dag waarop Nederland de oorlogsslachtoffers herdenkt, heeft voor Cor Koot, sinds 1957 inwoner van Santpoort, een bijzondere betekenis. Voor hem is er nog een datum waarop hij elk jaar opnieuw zeer emotioneel wordt. Ook vele decennia later heeft hij het nog altijd even moeilijk als de kalender 19 december aanwijst. Het is de datum waarop hij, als 21-jarige dienstplichtig militair, landde op Oost-Java. ,,Ik was de allereerste die op dat deel van het eiland aan land ging in een stormboot met een radiojeep en 12 mariniers’’, vertelt hij. De heer Koot was opgeleid tot koopvaardijofficier en door die achtergrond werd hij binnen de marine ingedeeld bij de reserves voor speciale diensten. ,,Het maken en breken van eigen operationele codes en het trachten te ontcijferen van vijandelijke codes waren destijds mijn opdrachten.’’ Bij de landing ging iets niet helemaal goed. De jeep zonk onder water en de walkietalkies dreven als eendjes in het water. Er was daardoor geen verbinding meer met de landingsschepen. Als enige radio-officier rende hij toen driehonderd meter verderop naar de plek waar de amfibische tanks geland waren en waar ook een radio aan boord was. ,,Dat was wel nuttig, maar achteraf heel ondoordacht, want er hadden wel mijnen kunnen liggen.’’ Dat de sfeer op het eiland gespannen was, moge duidelijk zijn. Bij het minste of geringste vermoeden van onraad, was de ploeg in opperste staat van paraatheid. ,,Er kwam een keer een galopperend paard voorbij. Iedereen stond meteen in dekking. Maar er bleek gelukkig niets aan de hand te zijn.’’
,,Ik zette een helm op mijn hoofd, propte een zakdoek in mijn mond en wikkelde een stapel dekens om mij heen.’’
Terug naar de periode 1940-1945 in Nederland. De heer Koot woonde destijds weliswaar in Haarlem, maar kende ook het gebied rond Haarlem vrij goed. ,,Ik was lid van zwemvereniging HVGB. Die vereniging was in 1900 opgericht door een stelletje studenten. De letters staan eigenlijk voor Het VijGeBlad, maar die naam mocht niet van de zwembond, dus toen hebben ze er Heren Van Grote Betekenis van gemaakt.’’ Vanaf 1937 was Cor Koot actief bij de vereniging: ,,Ik speelde waterpolo en kwam zodoende ook vaak in IJmuiden. Ter hoogte van de Waterloolaan had je vroeger een treinstation: station Zeeweg. Als je daar overstak en je liep in de richting van waar nu zwembad De Heerenduinen ligt, had je daar een paar straatjes. Een arbeiderswijk met kleine huisjes. Ik denk dat er wel honderd tot tweehonderd huisjes waren. Ze zijn in de oorlogsjaren allemaal door de moffen gesloopt.’’ Na de zomer van 1944 was zwemmen enige tijd geen optie meer. ,,Alle jongens van mijn leeftijd zaten ondergedoken. De meisjes fungeerden in die tijd als koerier. Op 6 september hadden we de Dolle Dinsdag, waarop de NSB’ers op de vlucht sloegen voor de ‘naderende’ geallieerden, een gerucht dat een gerucht is gebleven.’’ Zelf zat de heer Koot in een pand dat destijds dienst deed als drukkerij en waarin zich later de meubelzaak Van Duijvenboden heeft gevestigd. ,,Het was aan de Oude Gracht in Haarlem. Mijn zus kwam daarheen om me een prakkie eten te brengen.’’ De razzia in Haarlem, die op 6 december van dat jaar plaatsvond, staat hem nog helder voor de geest. ,,Dat was een slimme zet van de moffen. De avond ervoor was het Sinterklaasavond, dus de jongens waren allemaal naar huis. Maar de meisjes kwamen ons waarschuwen dat er een razzia gaande was.’’ Weet de heer Koot nog door wie hij destijds gewaarschuwd werd en aan wie hij dus wellicht zijn leven heeft te danken? ,,Ik denk dat ik het weet. Maar zij leeft allang niet meer.’’ Na te zijn gewaarschuwd, vertrok hij op stel en sprong naar kennissen in de buurt. ,,Dat gezin had kinderen die veel jonger waren, dus daardoor waren ze bij de Duitsers buiten beeld. Toch nam ik het zekere voor het onzekere. Ik zette daar in huis een helm op mijn hoofd, propte een zakdoek in mijn mond en wikkelde een stapel dekens om mij heen. Het verhaal ging namelijk dat de Duitse soldaten door de straten gingen met een bajonet in de hand, waarmee ze dwars door deuren staken. Ik wilde voorkomen dat ik geluid zou maken, als ik bijvoorbeeld in mijn bil gestoken zou worden. Hoe naïef! Maar het is allemaal goed gegaan, er is niets gebeurd.’’ Ook de andere jongens, met wie de heer Koot destijds op hetzelfde onderduikadres verbleef, zijn allemaal de dans ontsprongen. Met dank aan de meisjes, die op uitstekende wijze hadden gereageerd op het bericht over de razzia. ,,Ze hadden adressenlijstjes, waarop stond wie wie zou waarschuwen. Dat heeft goed gewerkt!’’
,,Haar oudere zus is in de trein doodgeschoten. Ze mikten altijd op de locomotieven, maar er werden ook wel eens passagierswagons geraakt.’’
De dag waarop werd gevierd dat Nederland was bevrijd, typeert de heer Koot als: ,,Een niet te beschrijven opluchting.’’ Toch was het op de avond ervoor nog even spannend. ,,Wij woonden aan de Brederodestraat en aan de Wouwermanstraat woonde een meisje dat jarig was. Ik was daar die avond tot 20.15 uur en daardoor liep ik het risico om gepakt te worden, want er was een avondklok ingesteld. Na 20.00 uur mocht er niemand meer op straat komen. Maar we hadden daar het bericht ontvangen dat de Duitsers gecapituleerd hadden. Hoe we dat precies gehoord hebben, weet ik niet meer. Ik denk via Radio Oranje. Maar het nieuws ging als een lopend vuurtje door de buurt. Kennelijk konden nog veel mensen stiekem naar Engeland luisteren. Toen ik naar huis ging, zag ik drie man van de Grüne Polizei op de fiets, compleet met geweren. Maar er is niets gebeurd, ik kwam gewoon veilig thuis.’’ Toch kwam het oorlogsgeweld af en toe griezelig dichtbij: ,,De oudere zus van dat jarige meisje is in de trein doodgeschoten. Britse vliegtuigen voerden aanvallen op treinen uit. Dat waren in die tijd natuurlijk nog stoomtreinen en als een locomotief geraakt werd, gaf dat een berg stoom. Ze mikten altijd op de locomotieven, maar er werden ook wel eens passagierswagons geraakt. Zij zat in zo’n wagon, net op het verkeerde moment.’’ Gaandeweg het gesprek met de heer Koot flitsen allerlei herinneringen door zijn gedachten. ,,Ik had in de oorlogsjaren pianoles van mevrouw Wesselius. Zij sprak openlijk over Hannie Schaft, toen nog Jo Schaft geheten, en haar verrichtingen. Ik heb nooit zo goed begrepen hoe ze daarover zo open konden praten, terwijl ze in het verzet zat.’’ Ook de herinnering aan een specifiek lid van de zwemvereniging komt terug: ,,Een jongeman, een jaar of vijf ouder dan ik. Opgeleid tot ingenieur, maar hij kon daarmee niet aan de bak komen, dus werd hij tramconducteur. Hij is daarom vervolgens NSB’er geworden. Puur omdat hij vond dat de maatschappij niet deugde, omdat hij geen passende baan kon vinden. Hij was zelf geen slecht mens. Wij hebben later nog een woordje voor hem gedaan om hem vrij te krijgen. En dat is ook gelukt!’’
Het besef dat hij de oorlogsjaren redelijk goed heeft kunnen doorstaan, maakt bij de heer Koot af en toe plaats voor een gevoel van afkeuring, wanneer hij berichtgeving in de media volgt over oorlogssituaties en met name de wijze waarop militairen soms – in zijn ogen onterecht – later worden afgerekend op hun handelen. ,,Ik stoor me verschrikkelijk aan mensen die denken dat ze het allemaal weten, terwijl ze geen idee hebben wat oorlog is. In 1945 kon men in nagenoeg elk dorp in Nederland bureaus vinden waar jonge mannen zich als oorlogsvrijwilliger konden aanmelden om Nederlands-Indië van de Japanners te bevrijden. Zo was de stemming in die jaren nu eenmaal. Ik durf te beweren dat daarbij geen een was die dacht: ‘Daar ga ik eens lekker de beest uithangen!’ Toen dachten wij helemaal niet zo. Wij hadden zelf ook geen benul wat oorlog precies inhield. Toen wij in Indië waren en de zogeheten perloppers tegenkwamen werden we pas geknipt en geschoren. Later besef je dat je vanaf dat moment totaal anders bent gaan denken. Nieuwe waarden doen hun intrede, de vroegere normen golden niet meer. Denk nu niet dat ik een sympathisant van kapitein Westerling ben of ooit was. Verre van dat. Die man is uitdrukkelijk niet het symbool van de gemiddelde soldaat in het toenmalige Nederlands-Indië. Dat er nooit iets is gebeurd, dat niet netjes was, hoort u mij niet zeggen. Maar bekijk het dan wel door de bril van de veertiger jaren en leg het niet onder een vergrootglas uit 2020. Zo kun je alles dat recht is wel krom maken.
Als je op enig moment ziet hoe toegetakeld na een treffen een Nederlandse soldaat in een rivier was gesmeten, heb je geen behoefte de tegenstander uit te nodigen voor een kopje koffie. Mensen die nooit een broek vol van angst hebben gehad, zullen dat nooit kunnen begrijpen. Hoeft ook niet, maar die moeten ook niet veroordelen. Door je hoofd gaat maar één ding: hoe kom ik hier levend uit. Dan is er maar één goede vijand en dat is een dode vijand. Dat is niet onbehoorlijk, dat is menselijk en de realiteit. Schieten doe je uit angst of in paniek, zonder vooraf overleg. Als men vindt dat er niet mag worden geschoten moet je de militair niet opleiden om dat wel te doen. Geef hem dan een pollepel, dan zijn voor die brave jongens die zeggen het allemaal zo goed te weten de problemen de wereld uit. U zult begrijpen dat ik van die hedendaagse betweters, die denken de oorlog te kennen omdat ze er over hebben gelezen en alleen maar kunnen praten over excuses aanbieden, geen hoge dunk heb.
Het is een oud gezegde: wie vrede wil, bereide zich ten oorlog. Die spreuk heb ik niet bedacht, Caesar wist dat al.’’ (Tekst en foto: Bos Media Services)
Heeft u herinneringen aan de oorlog die u wil delen met plaatsgenoten? Aanmelden kan via redactie@jutter.nl of 0255-533900.