,,We hoorden uit de richting van de Wijkerstraatweg een paar knallen. Ritman was dood.’’
IJmuiden – Dick van Es (1933) kwam in IJmuiden ter wereld, maar vijf jaar later verhuisde het gezin naar de Schoonoordstraat in Velsen-Noord. Toen in 1940 de oorlog uitbrak, was Dick de jongste van drie kinderen. In 1941 en 1942 breidde het gezin zich verder uit tot een totaal van vijf kinderen. Het was op 5 mei 1940 dat de toen zeven jaar oude Dick om 04.00 uur in de nacht wakker werd van veel lawaai. ,,Ik dacht dat mijn buurjongen tegen de stalen platen aan het schoppen was, maar toen ik uit het raam keek, zag ik vliegtuigen overkomen. In de verte was bij Schiphol veel rook te zien, daar werd gebombardeerd. Vanuit het fort bij Beverwijk werd op de vliegtuigen geschoten. Die vliegtuigen gooiden mijnen in het Noordzeekanaal.’’ Later op de dag zag hij vanuit het noorden groepen Nederlandse soldaten aankomen, die op vrachtauto’s via de Rijksstraatweg richting de veerpont bij Velsen werden gebracht. ,,Die gingen naar het front’’, vertelt de heer Van Es. Hij gaat verder: ,,Na enkele dagen zagen we vreemde soldaten lopen. Ze lachten naar ons.’’
,,De vliegtuigen vlogen laag over het land om niet geraakt te kunnen worden.’’
Het industriegebied bij Beverwijk, waar zich nu het terrein van De Bazaar bevindt, was in die jaren nog niet bebouwd. ,,Het was één grote vlakte, waar voornamelijk tarwe werd verbouwd. Daar werden palen in de grond gezet met ijzerdraad ertussen. Er werden terpen gebouwd met kanonnen erop. Dat was luchtafweergeschut. Maar de vliegtuigen vlogen laag over het land, ze wisten dat er vanaf de terpen niet omlaag kon worden geschoten, anders zouden ze hun eigen spullen raken. De vliegtuigen vlogen zo laag, dat ze tussen de schoorsteenpijpen van de PEN-centrale door gingen.’’ Gedurende de eerste twee jaren van de Tweede Wereldoorlog veranderde het dagelijkse leven in Velsen nog niet ingrijpend. Een grappig voorval uit die tijd: ,,Het jaar 19423 was net begonnen. Ik liep met mijn neef Cor van Os richting Beverwijk. Hij had een grote zwarte hond en die had hij een overall aangetrokken en een rode zakdoek om zijn nek gedaan. De mensen moesten erom lachen.’’
,,Ritman werkte in het politiebureau aan het Tiberiusplein. Een onmens was het.’’
Velsen-Noord kent van oudsher een hechte dorpscultuur en ook voor de jonge Dick van Es gold dat hij veel mensen uit de buurt kende. Een prominente figuur in die tijd was Willem Ritman, een hoge politiefunctionaris in de gemeente Velsen en vanaf 1934 al lid van de NSB. Ritman was een fanatieke dienstklopper en werd, mede daarom, gehaat door het verzet. Dick van Es: ,, Hij werkte in het politiebureau aan het Tiberiusplein in IJmuiden. Een onmens was het. Aan de Wijk aan Zeeërweg was een kleine werkplaats, die werd beheerd door een machinist. Die man had toestemming gekregen om daar met zijn gezin te mogen wonen. Op een dag kwam Ritman daar langs. Hij vroeg aan de zoon van die man om zijn papieren te laten zien. Vervolgens moest die jongen lopend met hem mee naar het Tiberiusplein. Maar zijn vader had goed contact met een commandant bij de marine, dus die is daarheen gefietst en vertelde daar dat Ritman zijn zoon had meegenomen. Hij mocht meteen instappen bij de commandant in de auto. Ze zijn naar het politiebureau gereden en daar heeft die commandant Ritman goed de waarheid verteld. Toen Ritman een agent opdracht gaf om de jongen uit zijn cel te halen, kreeg hij te horen: ‘Nee, dat moet je zelf doen. Jij hebt hem in de cel gezet, nu haal je hem er zelf weer uit ook.’ De jongen mocht weer terug naar huis.’’
,,We hoorden een paar knallen uit de richting van de Wijkerstraatweg. Ritman was dood.’’
Een ander voorval, waarvan Dick van Es zelf getuige was, onderstreept eens te meer de wanpraktijken die Ritman erop nahield: ,,Ritman woonde in Velsen-Noord. Als hij naar huis ging op zijn fiets, kwam hij altijd op dezelfde tijd van de veerpont af. Hij fietste dan bij de Meerweidelaan de poort in. Aan het begin van die poort woonde Daan, die man hield Ritman ook wel in de gaten. Als Ritman dan thuis kwam, ging hij zijn honden uitlaten. Hij kwam altijd langs ons huis en op een dag stond er een jongetje bij mij voor de deur. Dat jongetje wilde de voorste hond aaien, maar de hond gromde naar hem. ‘Wat een rothond’, zei de kleine jongen. Ritman sloeg hem vervolgens met volle kracht tegen het hoofd. Het ventje schreeuwde het uit.’’ Op 6 april 1944 was Dick van Es bijna getuige van de moord op Ritman. ,,Ik stond die bewuste dag met mijn zus boven in de grote slaapkamer. Daar konden we tussen de huizen door op de Wijkerstraatweg kijken. We hoorden uit die richting een paar knallen. Ik zei tegen haar: ‘Ritman is dood’. We maakten samen een rondedans. De politiefunctionaris bleek door verzetsstrijders te zijn doodgeschoten, het voertuig van waaruit dat gebeurde werd bestuurd door de bekende IJmuidense verzetsstrijder Jan Bonekamp.
,,We werden geëvacueerd. Buren adviseerden ons om met ze mee te gaan naar Landsmeer.’’
In datzelfde jaar stonden Dick van Es en zijn neef Cor van Os zelfs even oog in oog met Anton Mussert, de toenmalige NSB-leider die destijds door de bezetter werd gepresenteerd als de leider van ons land. ,,We stonden bij de spoorwegovergang en we moesten wachten, want ze waren aan het rangeren. Naast ons stopte een grote luxe auto, daarin zaten vier mannen met zwarte uniformen aan en petten op. Cor stond vlakbij die auto en werd over zijn hoofd geaaid, waarop hij zei: ‘Sodemieter op’. De mensen die er omheen stonden, moesten erom lachen. Toen de auto wegreed zei een man: ‘Weet jij wie dat was?’ Cor wist het niet, maar het bleek Mussert te zijn geweest, die hem over zijn bol had geaaid.’’ Uiteindelijk kon het gezin Van Es niet langer in Velsen-Noord blijven wonen. ,,We werden geëvacueerd en we mochten alleen wat kleren meenemen. Mijn ouders kwamen veel bij buren aan de Heirweg en die buren adviseerden ons om met ze mee te gaan. Ze hadden familie in Landsmeer waar ze terecht konden. We werden liefdevol ontvangen bij de familie Verwei. Rond 20.00 uur in de avond gingen de mannen weg en mijn vader ging mee. Ik wist niet wat ze gingen doen, maar al snel had ik het door: de Engelse radiozender beluisteren.’’
,,Gabe had een auto van de Wehrmacht. Ik heb er de hele oorlog mijn mond over gehouden.’’
Later op de avond werd bepaald wie waar moest gaan slapen. ,,Ik moest met een jonge man mee, zijn naam was Gabe. Hij kwam uit Friesland en was werkzaam bij een oude boerin. We moesten ongeveer honderd meter lopen, in het donker. Hij liep voor me uit, we gingen naar de achterzijde van het huis. Daar was een hooiberg en er lagen strobalen. Maar daar was ook een ingang naar een schuur. Het was er erg smal en ik voelde langs de kant met mijn linkerhand. Opeens voelde ik iets hards en bleef staan. Gabe had een knijpkat in zijn hand, hij scheen op mij en vroeg wat er was. Ik antwoordde dat er een auto stond. Gabe schrok toen ik dat zei en scheen op mijn hand. Ik zag dat de auto camouflagekleuren had. Gabe zei: ‘Dit is ons geheim. Hier mag je nooit over praten.’ Gabe bleek in het verzet te zitten. Hij had een auto van de Wehrmacht en ik denk dat hij ook Duitse uniformen had. Ik heb er de hele oorlog mijn mond over gehouden. Pas na de bevrijding heb ik het aan mijn ouders verteld. Ze waren verbaasd en vroegen me waarom ik dat niet eerder gezegd had. ‘Omdat ik dat had beloofd’, antwoordde ik. Ik wist soms dingen die mijn ouders niet wisten. Die hield ik voor me, om mensen niet te beschadigen.’’
,,Als dat varken het kan eten, dan kan ik dat ook. Ik pakte een hand korrels en at ze op.’’
Een dag later toog Marinus van Es, de vader van Dick, naar de burgemeester van Landsmeer om te informeren of er woonruimte voor het gezin beschikbaar was. ,,Hij kreeg van de burgemeester een brief mee en de opdracht om daarmee naar Noordeinde 3 te gaan. Daar woonde een pluimveehouder met zijn oude ouders, de familie Van Schaik. Willem, de zoon, was niet getrouwd. Ze hadden een groot pakhuis en daarin waren kamertjes gebouwd van ribkarton. Daar konden we terecht.’’ De Hongerwinter 1944/1945 kenmerkte zich door een grote voedselschaarste, het was de tijd waarin al het mogelijke werd gedaan om iets eetbaars te kunnen krijgen. Dick van Es herinnert zich hoe hij zelfs varkensvoer naar binnen werkte: ,,We mochten bij een aantal oude kippenhokken hout pakken voor de kachel. In één van die hokken stond een varken en daarnaast stond een kist met voer. Ik dacht: ‘Als dat varken het kan eten, dan kan ik het ook eten.‘ Ik pakte een hand vol van die korrels en at ze op.’’ Op blote voeten in de sneeuw kilometers lopen op zoek naar voedsel was in die dagen geen uitzondering. ,,We liepen van Landsmeer richting Purmerend. We zijn gekomen tot aan Purmerland, mijn vader, mijn twee zussen en ik. Overal gingen we vragen of men soms een paar eieren of een stukje brood voor ons had. Mijn oudste zus was zestien jaar en kwam scheldend het erf van een boer afrennen. Ze riep: ‘Die boer is een viezerik’. Al snel werd me duidelijk dat hij een tegenprestatie van haar had verlangd. We zijn toen maar teruggegaan. Dat ik op blote voeten liep, dat voelde ik al niet eens meer. Je wordt er hard van.’’
,,Ik sloeg de poten onder de koeten vandaan, raapte de vogels op en bracht ze naar mijn vader.’’
Na een dag thuis te hebben doorgebracht, had Dick een nieuwe manier bedacht om aan eten te komen. ,,Ik ging op jacht. Ik vond een stuk van een tafelpoot en achter in het land was een bevroren waterplas. Het had flink gewaaid en de sneeuw was weggeblazen. Op het ijs zaten veel koeten en als een koet wil wegvliegen, moet hij eerst hard lopen. Dat gaat niet op het ijs, dus ik gooide de tafelpoot als een knuppel met een draaiende beweging op het ijs. Daarmee sloeg ik de poten onder die vogels vandaan. Ik kon er acht zo oprapen en in een zak doen. Ik ben ermee naar mijn vader gegaan en zei ‘Pa, ik heb vlees. Begin maar met slachten.’ Toen hadden we weer wat te eten.’’ Toen hij op een dag uit het raam keek en bij een boer aan de overkant de Nederlandse vlag zag wapperen, wist hij dat de bevrijding een feit was. ,,Ik liep naar mijn vaders slaapkamer en zei ‘Pa, kom er maar uit, de oorlog is over.’ Dezelfde woorden had mijn vader in de loop der tijd vaak tegen mij gezegd voor de grap, misschien omdat ik dan sneller uit bed zou komen. Maar nu was het echt zo en kon ik het tegen mijn vader zeggen.’’ Ik ging naar buiten en zag nog meer vlaggen hangen. De mensen stonden te juichen en ik wist dat het echt zover was.’’ Ongeveer een jaar later werd het gezin met behulp van een Dodge legertruck naar IJmuiden gebracht, waar aan de Bloemstraat een huurwoning beschikbaar was. ,,Veel spullen hadden we niet, want na onze evacuatie was alles gestolen.’’ Toen later aan de Wijk aan Zeeërweg nieuwe woningen werden gebouwd, greep het gezin die kans en vestigde zich daar. (Bos Media Services)